Praatjes
Vrieeend,
Ik weet niet wat het is, maar de spreeuwen en de duiven vinden er echt hun plezier in om mijn wagen - excusez mon anglais - onder te schijten. Luchtratten zijn het. De paar spetters op het dak en de ramen die er al een tijdje opzaten waren inmiddels verveelvoudigd. Vooraleer het zuur hunner excrementen doorheen de lakverf mijner wagen zoude bijten, diende ik actie te ondernemen. Ik ben er minder fanatiek in dan de doorsnee Fransoos, voor wie de auto toch nog steeds een soort heilige koe is, maar af en toe vind ik het toch leuk om met een proper vehikel de baan op te gaan. Aangezien de infrastructuur op de Boulevard Clemenceau me niet in de mogelijkheid stelt om mijn wagen zelf te wassen, moest ik ermee naar een carwash.
Je hebt twee soorten: de industriële onderneming met hogedrukreinigers en allerlei soorten schuim en wax, en de kleine automaat. In Lorgues is er één kleine automaat, gelegen op de parking van het grootwarenhuis. Ik ga er ook tanken en doe er mijn was. Dat is nog zoiets, de was doen. Maar dat is nu niet van tel.
De kleine carwash is een soort bewegende poort met roterende borstels, met lateraal geplaatste spuitkoppen en omnipresente luchtblazers. Je parkeert je wagen op de aangewezen plek, trekt je handrem aan en draait de antenne van je dak. Dan ga je naar de betaalautomaat, kiest je programma en voert je bankkaart in. Verder is het wachten tot alles klaar is. Zo ben je al snel tien minuten zoet en heb je tijd voor wat anders. Een beetje in het ledige staren bijvoorbeeld. Ik doe dat vaak, een beetje in het ledige staren.
Er stond inmiddels nog een wagen te wachten op een wasbeurt. Een man van mijn leeftijd stapte uit en kwam naar me toe. We zijn in de Provence, dus maakt men een praatje met mekaar. ‘Ah, ik zie dat ze nieuwe borstels hebben geïnstalleerd’, begon de man het gesprek. ‘Jawel’, antwoordde ik, ‘nieuwe borstels, nieuwe betaalautomaat, nieuwe prijzen’. De man snoof. ‘Putaing, alles is duurder geworden’. 'Putaing de merde', antwoorde ik met een overtreffende trap (ik ken ze ondertussen, mijn pappenheimers). ‘Putaing de merde de cul', deed hij er nog een schep bovenop. Als opener kon dit al tellen en nadat we de gebruikelijke plattitudes hadden uitgewisseld kon het echte gesprek beginnen.
'Covid, en nu die oorlog in Oekraïne. Hoe erg, dat al die jonge mannen moeten sterven, om maar niet te spreken over die onschuldige burgers. Vrouwen, kinderen, … En voor wie of wat? Het ego van een autocratische zot? L’histoire se répète’, zei de man. ‘Pffft, ja’, antwoordde ik, ‘al denk ik niet dat de geschiedenis zich herhaalt maar dat de mensen zich herhalen’.
Voor ik er erg in had, hadden we het over dictators en hoe ze allemaal op een gewelddadige wijze aan hun einde kwamen. ‘Ceaușescu in Roemenië, weet je dat nog? Die hebben ze gewoon afgeknald’, zei hij. ‘Die beelden staan op mijn netvlies gebrand’, antwoordde ik met de nodige pathos, ‘eens het volk er genoeg van heeft, is het soms snel gedaan. En dan volgt de vergelding’.
Ik heb zopas deel I en deel II van Johan Op De Beecks “De Franse Revolutie” gelezen en sneed het onderwerp aan, goed wetende dat er veel Fransen zijn die er nog steeds niet helemaal klaar mee zijn, met hun Revolutie. Sommigen hebben het enkel over de Terreur en de beeldenstorm. Voor anderen mag het al wel eens iets meer zijn dan enkel de guillotine. ‘Jullie hebben het ook meegemaakt’, begon ik voorzichtig, ‘het einde van het Ancien Régime… Les Gillets Jaunes van 1789 waren het ook beu. Jullie hebben de wereld veranderd. Jammer dat er ook toen zoveel zuiveringen zijn geweest, dat heel die beweging ontaard is in een soort Stalinistische dictatuur. Er was een Napoleon nodig om het land weer op de sporen te zetten, tot hij de jonge republiek afbrak en omvormde tot een “empire”. Quelle histoire’.
Ik zag hem denken. Hij was het er ergens wel mee eens, maar het is donker geweest, zei hij. Het draait altijd om macht en controle. Maar de eindbalans is wel dat er een begin is gemaakt met de democratie, dat de slavernij werd afgeschaft, dat er meer rechten voor vrouwen kwamen, de Universele Rechten van de Mens… Allemaal te danken aan de Franse Revolutie. Vandaag moeten we daarvoor dankbaar zijn.
Mijn wagen was inmiddels proper en de man schudde me warm de hand. ‘Ravis de vous avoir recontré’, zei hij. ‘De même’, zegde ik en we namen afscheid tot waarschijnlijk nooit meer.
Ik kan echt van genieten van die onverwachte gesprekken met vreemden. De mensen hier vinden het volkomen normaal om je aan te spreken, praten zit in hun cultuur. De wereld waarin ik werd geboren, heeft dat veel minder. Althans, dat is mijn persoonlijke ervaring en het is dus een subjectief oordeel, ik wil het zeker niet veralgemenen. Maar het is wel één van die kleine aspecten die me verliefd deden worden op de Provence.
Ik was nu toch aan het grootwarenhuis en deed mijn boodschappen. Ik heb een nieuwe verslaving: soep. Ik doe zijdelings mee met de Tournée Minérale, maar zeg het niet voort. In Frankrijk staan hele zware straffen op het niet nuttigen van wijn of pastis. Ik zou beladen met pek en veren van mijn Boulevard worden geschopt. Of nog erger, een hele dag verplicht moeten luisteren naar een karaokeconcert van Kimberley Spears. Zo moeten bijvoorbeeld onze jonge kindertjes die hun eerste communie doen, een glas Armagnac drinken in het bijzijn van minstens drie getuigen. Zoniet wordt het Heilig Vormsel nietig verklaard en gaan zij later naar de hel. Ik bedoel maar, op dat punt zijn de zeden in de Provence ànders.
Soit, ik zocht dus in het geniep een ander soort snoepje dan het glas wijn bij het eten. Dat werd dus soep. Zo simpel. Was, was, was. Schil, schil, schil. Hak, hak, hak. Alles even aanstoven en de groentebouillon erbij. Staafmixertje erin en slurp, slurp, slurp. Smaak- en vitaminebommetjes zijn het.
Ik kocht een zoete aardappel, een butternut en een grote rode ajuin. Aan de beenhouwer vroeg ik: ‘spreeuw en duif, kan je dat eten? De nek omdraaien, pluimen en in de pot?’. ‘Het kàn’, zei hij, ‘maar ik zou het niet doen. Smaakt naar rat’. ‘Ik vermoedde het al’, zei ik. Geef me dan maar een schapenkoteletje voor het avondeten, dat is ook alweer een eeuwigheid geleden’.
Morgen of overmorgen zit mijn wagentje waarschijnlijk alweer onder het vuil. Dan gaan we maar opnieuw naar de carwash. Praatjes maken.
En zo kabbelt het leven rustig door, hier in Lorgues.