Op de baan
Vrieeend,
Veel Nederlanders in het zuiden deze week. Ik heb dat graag. Ik bedoel, ik val hier als Belg al snel genoeg door de mand, een Nederlander echter moet maar drie woorden zeggen en men weet het al. ‘Ha, Hollandais’, zegt men dan. Let op, dat is niet erg, geen enkel oordeel. Maar het haalt er bij mij de druk wat vanaf. Gewoon omdat er een verschil is tussen Français en Franszjee, tussen een croissant en een krassantje. Elk land zijn accent zeg ik. Moet kunnen, toch?
Er wordt luid getoeterd op straat. Ik hoor iemand iets kwaads roepen. Sommige gasten van bar tabac Le Clemenceau, schuins over, hebben de gewoonte om hun wagen midden in een smalle zijstraat te parkeren terwijl ze snel een kraslot en een pakje Gitanes gaan scoren. Ze blokkeren schaamteloos de Rue de l'Ecole en dat leidt al eens tot verhitte toestanden. We zijn in het zuiden, opgewonden mannetjes en nonchalance in het verkeer horen erbij. Meestal doet niemand er moeilijk over maar sommigen bakken het iets bruiner dan anderen. Bijvoorbeeld als één van hun vrienden toevallig buiten op het terras zit en een rondje geeft. Je kan dat niet weigeren en het zou teveel tijd kosten om ergens reglementair te gaan parkeren. Dan laat men de wagen rustig een kwartiertje midden op straat staan, het andere verkeer moet maar een blokje om rijden. Het getier sterft meestal even snel weer uit als het begon en vijf minuten later wordt de vrede hersteld bij een glas pastis. Aah, de Provence.
Lorgues kende deze week haar eerste rommelmarkt van het jaar. Het was nog wat bescheiden, het moet allemaal nog wat loslopen. Het gebeuren ging door op de parking naast onze cinema, even verderop. Pas vanaf juni breidt het gebeuren zich uit over heel de Boulevard Clemenceau en de Boulevard de la République die voor de gelegenheid autovrij worden gemaakt. Men doet dat elke vrijdagvoormiddag van de week en vermoedelijk herbegint dan ook de kwelling middels onze lokale karaoke-zangeres, Kimberly Spears, recht onder het raam van mijn slaapkamer. Maar dat is voor later, voorlopig is het nog genieten van ongestoord snuffelen tussen oude spulletjes.
Zelf als piloot een klein propellervliegtuigje kunnen besturen, is een onvervulde kinderdroom. Het verklaart wellicht mijn voorliefde voor oude ventilatoren. Ik zag een tafelmodel van Philips tussen wat beschadigde borden, tassen en kandelaars uitgestald staan. Ijzer, metaal en bakeliet in crème en koffiekleuren, ik was meteen verkocht. Het ding werd aangeprijsd voor twintig euro, wat ik heel redelijk vond. ‘Werkt het nog?’, vroeg ik aan de verkoper. ‘Ja hoor’, zei hij, ‘late jaren vijftig, volledig intact, enkel wat afgebladderde verf op de rotor maar verder helemaal in orde’. Ik deed niet moeilijk en betaalde het gevraagde.
Thuis zocht ik het even op. Inderdaad, late jaren vijftig, wordt verkocht tussen de dertig en driehonderd euro als het nog ongebruikt in de originele verpakking zit. Ik voelde me niet bekocht en had geen spijt dat ik niet had proberen afdingen. Ik zette het onder stroom en het ding snorde wind mijn richting uit. Ik zette me aan tafel, stak een dikke aardbei in mijn mond en liet de bries mijn uitgedunde hoofdharen strelen. Laat de hittegolven maar komen, ik ben er klaar voor.
Vorige maandag, 1 mei, was een rustdag. Eindelijk kwam de oh zo nodige regen. Heel de dag lang viel het hemelvocht uit een donkere grijze lucht. Veel meer dan wat luieren viel er niet te doen en ik streamde in de namiddag een film uit 1971 met Michael Caine in de hoofdrol. Onze vriend was een figuur uit de onderwereld en had een rekening te vereffenen in de arbeidersbuurten van het grauwe Leeds. De film had geen happy end en dat vond ik eigenlijk verfrissend. In Hollywood komt zo’n script vandaag niet eens meer aan de bak. Op het einde moet alles goed komen, anders kijkt er geen kat en brengt het niks op. Alles is een product dat wordt afgewogen in termen van geld en winst. Misschien zijn er alternatieve denkwijzen te vinden. Dat zou wel fijn zijn, denk ik.
Ik vertrek opnieuw naar het noorden. Er staan me wat kilometers te wachten en ik weet nog niet of ik de snelle tolwegroute neem of het bij trage secundaire wegen houd. Waarschijnlijk zwier ik me op de Autoroute du Soleil tijdens de iets saaiere stukken en doe ik het rustig aan in de gevarieerde streken. Het is de derde keer in in een paar maanden tijd dat ik op en af naar België rijd en op de duur ken je het wel. Ik twijfel nog, het wijst zichzelf wel uit eens ik op de baan ben.
Note to self: niet vergeten om het bederfbare voedsel uit mijn ijskast te halen, de vuilbakken buiten te zetten en een fles rosé mee te nemen voor Bro.