Marktdagen
Vrieeend,
Op dinsdag is er markt op de Boulevard. De traditionele wekelijkse hap met kraampjes waar je verse groenten en fruit kan kopen, een groot gamma aan gebraden kip en vettige lookworsten kan scoren, olijfolie in jerrycans vindt, je je een nieuwe zonnebril of een armbandje kan aanschaffen en waar dochterlief tijdens het aflopend seizoen nog snel een afgeprijsd zomerkleedje kan meegraaien. Je ziet het plaatje, ik moet je dat niet uitleggen. Elke film die zich afspeelt in de Provence moet verplicht een aantal scènes op een typische markt in het scenario hebben of de producent krijgt geen subsidies van de Franse Dienst Cultuur.
De dinsdagmarkt heeft altijd succes, de couleur locale is trouw op post en de toerist is er gek op. Meneer schaft zich een strohoedje aan en beeldt zich in dat hij er uitziet als een echte “Fransjee”. Mevrouw doet zichzelf een gevlochten boodschappenmand cadeau en droomt van een permanent leven in het zonnige warme zuiden alwaar zij de eigenares van een succesvolle “bie & bie” zou zijn.
Ook de volgende dag, op woensdag, was er markt op de Boulevard. Deze keer pas in de namiddag, na de siëste. Enkel wie zelf iets maakt mocht deze keer meedoen. Ik dacht, ik ga eens kijken. Zo kan ik desgewenst zeggen aan mijn Provençaalse vriendinnen dat ik echt wel buitenkom, want daar word ik steeds opnieuw aan herinnerd. Elke keer als ik word opgebeld door Gégé of Christel (zonder dubbele ‘l’ en ‘e’ achteraan) krijg ik het advies om toch vooral voldoende buiten te komen. ‘Je komt toch genoeg buiten hé Hams’, vragen ze dan. En ik maar liegen en zeggen dat ik een echte straatloper ben geworden die al vanaf de middag op het terras van Bistro le Parc in de pastis hang. Bref.
Ik stapte de Boulevard Clémenceau op en bestudeerde de aangeboden koopwaar. Het ging van beschilderde meubeltjes over juweeltjes, en van keramiek tot honing uit de eigen tuin. Handgemaakte poppenkleertjes waren er ook. En spiegels met een kader uit wrakhout. Ook zelfgemaakte lampen op basis van een verweerde stronk olijfhout sprongen in het oog. Kortom, het soort boeiende dingen waarvoor je een nieuwe aanbouw aan je huis nodig hebt omdat ze zo groot zijn dat ze alle aandacht in de ruimte opeisen. “Brol” is een woord dat niet in Le Petit Robert is opgenomen. Iemand zou daar eens werk van moeten maken. Maar verder, alle hulde aan de knutselaars. Moge zij veelvuldig worden bezocht door de goddelijke muzen en gouden zaken doen met de vruchten hunner arbeid.
Iets hogerop in de straat sloofde een deejay zich uit om de sfeer wat op te peppen. Ik denk dat hij ergens begin de jaren negentig is gestopt met het aankopen van nieuwe platen. Hij draaide het soort muziek waarvan men al eens zegt, ‘Oy dingen, zekkene muziek moaken ze vandoag ni miêr, da was toch goed hèèè? Vroeger was alles toch beiter hèèèè?’. Ik waande me bij momenten op een zweterige scholierenfuif in Het Pompierken. Als je feestzaal Het Pompierken niet kent, stel je er dan gelijk wat bij voor. Veel kans dat het klopt. Ik dacht, straks volgt Bohemian Rhapsody van Queen en Purple Rain van Prince. Maar zelfs dàt was te hoog gegrepen. Het was enkel nog wachten op de kuskensdans om me een lief op te doen. Maar ook dat was me niet gegund. De kuskensdans is een verloren gegaan Vlaams fenomeen uit een tijd dat men zich niet teveel aantrok van persoonlijke hygiëne en toen het Algemeen Nederlands nog "Schoon Vlaams" heette.
Eén stalletje trok mijn bijzondere aandacht. Een man verkocht er zijn schilderijtjes en bij het zien van zijn werk -in combinatie met een opzwepende disco van Boney M- werd ik teruggecatapulteerd naar de jaren zeventig, en meer bepaald naar de woonkamer van mijn oma. Je moet weten, mijn oma had een zus die tijdens de bevrijding verliefd was geworden op een Franse soldaat en hem is gevolgd naar Parijs waar zij trouwden en nog lang en gelukkig leefden. Tot de man op vrij jonge leeftijd ziek werd en het loodje legde. Les choses de la vie.
Mijn oma is een keer of wat bij haar zus op visite geweest en kreeg daarbij een uitgebreide toer van wat Parijs aan interessants te bieden heeft aan een eenvoudig kortgestuikt meisje uit de Lage Landen. Denk niet verder dan een bezoek aan de Eiffeltoren, een boottochtje op de Seine en “kom we doen een terraske op de Place du Tertre van Montmartre”. Oma beweerde dat zij ook Paris by Night had gezien maar dat kwam alleen omdat zij moeilijk kon slapen en op een ongoddelijk uur vanuit het raam van het appartement op de Porte d’Italie naar buiten staarde. Zodoende had zij ’s nachts in verwondering naar de straatlantaarns op de Boulevard Masséna staan kijken. Het was de schoonste reis van haar leven geweest, al was die keer naar Benidorp (sic) ook een topper. Maar dat was een andere keer, vele jaren later, nadat zij naar Talië (sic) was geweest.
Mijn oma was beladen met souvenirs uit Parijs teruggekeerd en had voor zichzelf een schilderijtje gekocht op de Place du Tertre van Montmartre. Want het is daar dat de kunstwereld zich verzamelt. Op straat. In Montmartre. Het werkje was gemaakt op een stuk verhard karton waarop iemand een laagje plaaster had aangebracht. Vervolgens kon de kunstenaar, gewapend met een paletmes en twee tubes olieverf het gevecht met het medium aangaan. Een paar horizontale vegen, een paar verticale vegen, wat karmijnrood recht uit de tube… En hop, we hebben een zonsondergang op het water en wat zacht dobberende bootjes in de haven. Of zo u wil: een Zwitsers bergmeer in het ochtendgloren, een bedoeïenentent in de Egyptische woestijn, hopperanken in het Pajottenland,… Maakt niets uit, dat is de kracht van modern expressionisme. “Sla er maar een kadertje rond, het is goed, ik blijf er af. Tweehonderdvijftig euro alstublieft.”
Het kunstwerkje kreeg een plaats in oma’s woonkamer, boven de tweezitsbank, naast een ander tableau waar zij iets mee had: één van de miljoenen reproducties van “De Wenende Zigeunerin”, een portretje dat zij had gewonnen bij een tombola en waarin zij haar eigen pijn herkende. Kunst is de spiegel van de ziel.
En vandaag staat hier op mijn Boulevard Clémenceau een mens die zijn klassiekers kent en voortbouwt op de traditie van een groep creatievelingen die in Montmartre mekaar bevruchtten en het aanschijn van de kunstwereld voorgoed veranderden. ‘Hoeveel?’, vroeg ik uit nieuwsgierigheid. ‘Tweehonderd euro’, zei hij. Ik schudde mijn hoofd en stapte verder. ‘Honderdvijftig’, riep hij me na, ‘Zestig!… Twintig!… Je krijgt het!… Je krijgt er twee!… Neem ze allemaal mee, ik heb er thuis nog!’
Maar ik stond inmiddels al voor een stalletje waar men santons verkocht. Santons. Laat me daar niet over beginnen, over santons.
Op donderdag is er een markt van de Producteurs Locaux en op vrijdag is er de brocantemarkt. De gemeenteraad van Lorgues gaat er nog spijt van krijgen dat ze op maandagen en zaterdagen geen markt organiseert. De kleine zelfstandige blijft alweer in de kou staan.
Het is overal hetzelfde.