L'appartemang de Robert
Vrieeend,
Ik heb het eens nageteld. Zestien. Zo vaak veranderde ik reeds van adres sinds ik ter wereld kwam. Het kon erger. Vanaf wanneer wordt je opgenomen in het Gilde der Edele Zwervers en Vagebonden? Ik weet het niet. De echte beroeps houdt waarschijnlijk de tel niet bij en denkt bij elke verhuis reeds aan het volgende adres. Kwestie van voorbereid te zijn op wat de toekomst nog kan brengen. Niemand die het echt kan voorzien, er moet maar een meteoor op je dak vallen of je leeft voor je er erg in hebt op straat.
Het huis op mijn heuveltje wordt leeggehaald, straks blijft er slechts een leeg skelet over en kunnen de nieuwe eigenaars er hun eigen invulling aan geven. Aangezien er agenda’s moeten worden gesynchroniseerd sta ik de volgende paar weken voor de keuze om reeds in mijn nieuwe woonst een beetje op de stenen vloer te gaan zitten niksen of het nog even uit te zingen in een kaal huis waar nog slechts wat schaarse meubelen staan die wachten op mijn verhuizers uit België.
Toch wel fijn dat er helpende handen komen. In mijn eentje zou ik het niet hebben gered zonder een dure verhuisfirma in te schakelen.
Terwijl ik dit schrijf zijn de buurvrouwen, Gégé en Marie, druk bezig met binnen- en buitenlopen. De persoon met wie ik dit huis deelde is hier om haar spullen te komen oppikken en er valt nogal wat kleinood uit te delen. Ergo, Gégé en Marie zijn al vroeg in de weer met keuren en verslepen van tuinstoelen, de terrastafel en de rieten zetels. Ze kunnen er maar plezier van hebben, voor ons zijn die meubelstukken nutteloos geworden.
Iemand maakte de fout om Gégé een tas koffie aan te bieden. Ik weet inmiddels dat een shot cafeïne haar compleet in overdrive kan brengen. Ze begint zeer snel te praten en deelt goede raad en aanbevelingen uit. Zoals, ‘een bed dient om in te slapen, dat moet je dus in je slaapkamer zetten Hams. En koffie drink je uit een tas. Moet je die tassen trouwens nog hebben? Anders…’. ‘Merci, Gégé’, zeg ik, ‘ik ben een volslagen idioot, goed dat je me dat even meegeeft. Had ik deze informatie maar gekregen toen ik nog een kleuter was, mijn leven zou er anders hebben uitgezien. Maar men is nooit te oud om te leren nietwaar?’
Ik loop even naar een stil stukje in de tuin en bijt met mijn tanden de stam van een steeneikje doormidden. Gégé bedoelt het goed maar dat neemt niet weg dat ik er een beetje nerveus van word. Ik woonde zolang in volslagen rust dat dit soort opgewonden toestand me al snel van mijn à propos brengt.
Enkele dagen geleden moest ik even op en af naar mijn nieuwe adres. Om de aansluiting bij de elektriciteitsleverancier te activeren diende ik gedurende twee seconden een knopje op de “compteur” ingeduwd te houden. Er ging een groen lichtje branden en daarmee was dat dan ook alweer geregeld. Buiten gaf de thermometer 38°C aan, wat behoorlijk warm is, maar binnen viel de temperatuur behoorlijk mee. Dat heb je met oude huizen in het zuiden, die hebben dikke muren. Aangezien mijn taak er voor die dag op zat, ging ik een fris biertje scoren in één van de bars op de Boulevard Clemenceau.
Ik was er al eens een keertje geweest en bestelde aan de tapkast een glas witbier. De patron was de vloer aan het zwabberen terwijl zijn eega buiten onder een parasol gezeten de vaste klanten onderhield met “chitchat”. Ik zette me met mijn rug tegen de muur aan een tafeltje naast de ingang en luisterde de gesprekken af. De bazin had geen airco in huis en ze wilde dat ook niet, vertelde ze aan wat dikbuikigen die lui vanachter hun drankje de wereld observeerden. Ook zij woonde in een oud huis met massieve muren en ze hield overdag de luiken gesloten en zette ’s nachts de ramen open. Zo blijft het altijd koel en zo doet men dat reeds eeuwen. Al dat nieuwerwetse stadsgedoe is nergens voor nodig. Waarom zou je dan je elektriciteitsrekening de hoogte in jagen met een ziekmakende airco? Het geld verdwijnt toch in de zakken van Macron.
De patron zette zich, uit gemakzucht vermoed ik, op de vrije stoel aan mijn tafeltje en zuchtte ‘il fait chaud, hein?’. ‘Buiten wel’, beantwoordde ik met enige voorbedachten rade de opmerking, ‘maar binnen op mijn appartement met de dikke muren valt het heel goed mee. Ik verhuis straks naar het vierde boven de apotheek’. ‘Aaah, c’est vous qui a loué. Oh, les gars’, wenkte hij zijn vaste klanten, ‘c’est lui qui a loué l’appartemang de Robert’. Er werden wat santékes uitgewisseld en ik wist dat straks heel de Boulevard Clemenceau zou weten dat het “un Belge” was die op het vierde kwam wonen en dat hij geen airco had en (voorlopig) geen nieuwerwetse stadsmaniertjes vertoonde zoals het soort uit Parijs.
En ik besefte dat ik weldra diep in de Provençaalse binnenlanden zou wonen en dat men de dingen hier regelt zoals men ze altijd al heeft geregeld. Ik moet dringend mijn kennis over de jacht en de visvangst beginnen bijspijkeren. En ook niet vergeten om “Manu Le Con” te zeggen als ik het over de Franse president heb. En weten dat alles ten noorden van Dijon een Siberische goelag is. En altijd met twee woorden spreken…
Ik voel het, ik ga me hier snel thuis voelen.