De verhuis
Vrieeend,
Het heeft zweet gekost, veel zweet. En spierpijn, dat ook. Maar met de onbetaalbare hulp van mijn prachtige dochter, mijn onnavolgbare zoon en zijn lieve hartsvriendin en de inzet van mijn interplanetaire schoonbroer, verwisselde een vrachtwagentje vol gerief van mijn heuveltje naar de vierde verdieping van een pand op de boulevard Clémenceau. Duzend keer de trappen op en af met een doos in de armen, honderd keer de trappen op en af met een stoel, zetel of kast. Duwend en trekkend, hijgend als astmatische pakezels, instructies roepend als ‘naar links, naar links, pas op je verplettert me tegen de muur, zet neer, ik kan het niet meer houden, ja, nog even, we zijn er…’
Iedereen kent het verloop van een verhuis, ik moet het niet uitleggen.
Diegenen die beschikken over een praktische geest en dus oplossingsgericht denken, moet ik meteen de pas afsnijden. Neen, het huis beschikt niet over een lift en neen, een verhuislift huren was geen optie. Er staat namelijk een plataan vlak voor mijn te smalle ramen. En zelfs dan, er zitten ook nog eens tralies voor de vensters aan de straatkant. Ongetwijfeld was de oorspronkelijke bewoner, een bisschop die iets met Aix-en-Provence had te maken, bang voor geveltoeristen. Of voor een inval van de Saracenen zoals die in de achtste en de negende eeuw voor een angstpsychose zorgde in het katholieke zuiden van het land. Of misschien was het net omgekeerd en was mijn slaapkamer ooit een gevangenis waaruit men niet mocht ontsnappen. Een bisschop kon er een privéverzameling schandknaapjes op hebben nagehouden, niet? Of zoek ik het nu weer te ver en wilde men slechts de tientallen duiven die onder de nok van mijn dak leven, buiten houden?
Hoe dan ook, de klus werd geklaard in een paar uur en zonder stress. Waarvoor mijn innige dank.
Er komt langzaamaan orde en systeem in de chaos van de dozen die nu nog her en der gestapeld staan. Het zijn er gelukkig niet zo heel veel maar het venijn zit in de kleine dingen. Een mens bezit blijkbaar een massa prullen die zich niet meteen laten catalogiseren en die bijgevolg verspreid worden over meerdere verhuisdozen. Zo was ik in mijn oude keuken “the captain on the bridge”. Ik kon haast met gesloten ogen die ene pan vinden en tegelijk de glazen pot met tuinkruiden van het rek grijpen terwijl ik in de saus roerde. Nu moet ik eerst drie kastdeuren openen vooraleer ik die ene ovenschotel vind waarna ik ze een nieuwe plek geef omdat dat me handiger lijkt. En zo gaat het met alles. Ik blijf kasten vullen, maak ze opnieuw leeg en geef ze een andere bestemming. Op deze wijze blijf ik nog wel even bezig.
De grote massieve houten tafel waar mijn moeder veertig jaar geleden veel geld voor betaalde heb ik achtergelaten op mijn heuveltje. Ze was te groot en te zwaar om ze de trappen op te duwen. Ze staat te koop op een tweedehands-site en vond een voorlopig onderkomen bij Marie, mijn ex-buurvrouw van de overkant. Marie had nog een bekraste oude ronde tafel in haar paardenstal staan en schonk ze me. De poten zijn wit geschilderd, met een hemelsblauw randje. Het blanke houten tafelblad is gekerfd en besmeurd. Marie stelde voor om ze eerst af te schuren en opnieuw te schilderen maar dat wilde ik niet. ‘Ze is perfect’, zegde ik. ‘Ze draagt de sporen van de mensen die ze hebben gebruikt, er samen aan hebben gegeten en gedronken, misschien een spelletje kaart speelden en er in een dronken bui hun glas wijn over uitstortten’. Ik heb het uitgedroogde houten blad gewassen met een in Marseillezeep gedrenkte vaatdoek en nu is het mijn beurt om er een stukje geschiedenis aan toe te voegen. Ik ben er even blij mee als met de scheve muren en de gebarsten tegels van mijn nieuwe appartement. Het plaatje klopt.
Buiten is het brocante-dag. Ik hoor muziek, een paar mensen zingen iets wat ik niet versta, er klinkt geroezemoes van voorbijschuifelende bezoekers en het onderhandelen over de prijs van een te duur aangeprezen waterkan met het logo van Ricard. Lorgues heeft een totaal andere soundscape dan mijn heuveltje in Bras. Het gekwetter van spreeuwen die verzamelen in de kruinen van de platanen en het gekoer van de duiven op de Provençaalse daken vermengt zich met het levendig stadsgeluid van een (vandaag) autovrije boulevard. Hier geen stilte die kilometers ver draagt, enkel versneden door het getsjirp van de cicaden, het gezoem van tig insecten of het geblaf van de honden die door Gégé, de buurvrouw van rechts, met luide stem het zwijgen worden opgelegd.
Maar nu is het tijd om wat te klussen en om die ene mug die ontsnapte aan het jachtveld van de zwaluwen te pakken te krijgen. Een man heeft nooit gedaan in zijn huishouden, nietwaar?