Bergen
Vrieeend,
Ik ben thuis. Want dat is de Provence inmiddels wel geworden voor mij: thuis. Het weekje België was zalig, maar het was lang genoeg. Ik wilde naar huis. En dus vertrok ik. Het regende en het was grijs. En dat ging zo door tot in Chalon sur Saône waar ik een overnachting had geboekt. Ik ging eten in een restaurantje waar ik te voet heen kon en bestelde een gegrilde zeebaars. ‘Perfecte keuze, meneer’, zei de meneer van het restaurant, ‘En om te drinken?’. ‘Doe mij maar een karafje witte’, antwoordde ik. ‘Perfecte keuze, meneer’, zei de meneer van het restaurant. Terwijl ik wachtte op het eten voelde ik me nogal in mijn nopjes. Twee keer een perfecte keuze, dat maak ik niet alle dagen mee.
Aan het tafeltje naast het mijne zat een iets ouder koppel Nederlanders dat last had met het menu dat uitsluitend in het Frans was opgesteld. Ze zochten naar herkenbare woorden en ik hielp hen niet. Het is misschien een beetje stout mijnentwege maar ik had binnenpretjes en permitteerde me dat omdat ik tenslotte wel al twee keer een perfecte keuze had gemaakt. ‘Steek’, zei de man, ‘ik neem de steek. A poojnt’. ‘En ik de carpaccio de bèf’, zei de dame. ‘Perfecte keuze’, zei de meneer van het restaurant. ‘En om te drinken?’. ‘Heineken’, zei de man. ‘Perfecte keuze’, zei de meneer van het restaurant. Toen had ik het door en ik voelde me al wat minder in mijn nopjes.
Voor de meneer van het restaurant was alles een perfecte keuze. Aan dat soort feedback heb ik niks en ik was een beetje teleurgesteld. Terecht, want de zeebaars was niet slecht maar allesbehalve perfect. ‘Heeft het gesmaakt?’, vroeg de meneer van het restaurant. ‘Perfect’, antwoordde ik. Ha! Zoete wraak. Ik kan ook onnozelheid verkopen als het nodig is.
Ik vertrok de volgende ochtend onder een wisselvallige hemel. Ik geraakte een beetje geïrriteerd omdat ik nu écht naar huis wilde en het schoot niet op onder dat grijze wolkendek. Maar dan bereikte ik het keteldal van Grenoble en brak de hemel open. En ik zag de bergen. De bergen. En ik snakte naar adem. De bergen.
De Alpentoppen lagen er besneeuwd bij, de lagere flanken van de Pré-Alpes hadden een laagje poedersneeuw gekregen. De natuurgeesten hadden de bossen in herfstkleuren geschilderd en de zon liet er haar licht op schijnen. En ik luisterde net op dat moment naar het “Sit nomen domini” (Laat het de naam van god zijn), het largo uit de Laudate pueri van Vivaldi. En ik dacht, als ik dan toch een godsbeeld moet kiezen, laat het dan dit zijn. De bergen. Moeder aarde. De natuur en het universum. En ik weende dikke tranen. En ik zegde tegen mezelf dat ik daar niet om moest wenen want dat het gewoon maar pure schoonheid was en verder niks. Ja, maar toch, antwoordde ik aan mezelf, als je pure schoonheid ziet en je voelt pure schoonheid, dan mag je daar best gevoelig voor zijn. Want is het niet dat waar het om draait? Voelen? Alles voelen? Kloterij en verdriet zowel als liefde en gelukzaligheid? Is het niet dàt wat ons verbindt met de mensen die we liefhebben? Dat we mekaar voelen?
Birgitta zegde me ooit: ‘Leven is voelen, àlles voelen’. Ik moest aan Birgitta denken terwijl ik verder reed, richting de Gorges du Verdon met zijn bergen. Zijn bergen. En ik reed langs het Lac du Sainte Croix dat werd beschenen door een ondergaande zon en ik stootte oerkreten uit omdat ik geen woorden had. En ik luisterde naar een aria die Galuppi had gecomponeerd voor de castraatzanger Farinelli en toen kwam toevallig “This Bitter Earth” van Dinah Washington in bewerking van Max Richter langs. En toen werd ik helemaal stil.
Ken je dat? Dat het bijna teveel wordt?
Aan alle lieve mensen die ik ken en die ik voel en die me voelen, aan alle dichters en kunstenaars, goeie koks, muzikanten, wijnboeren, creatievelingen, denkers met een open geest. Dank u.
De wereld heeft jullie nodig.